De indicatoren horen bij de verlichting van auto’s en dienen net als de remverlichting om overige bestuurders signalen te geven. In het systeem van de verlichting bestaat er wettelijk verschil tussen koplampen, verlichting en reflectoren. De richtingaanwijzers horen bij de verlichting, die anderen op de weg informatie geven.

Bij voertuigen heet het knipperlicht ook wel richtingaanwijzer, indicatorlicht, waarschuwingslampje of simpelweg indicator. Het onderdeel zit er om richtingswijzigingen duidelijk te maken en als systeem voor waarschuwing in het voertuig, wat wettelijk verplicht is. In wagens hoort de richtingaanwijzer bij het verlichtingssysteem.

Voor alle wagens uit één stuk of combinatiewagens zijn er wettelijk richtingaanwijzers verplicht aan allebei de kanten, en voor en achter. Vaak hebben wagens meer dan 4 richtingaanwijzers, en bijvoorbeeld ook indicatoren in de spiegels aan de buitenzijde. Voor wagens van niet meer dan 4 meter lang en 1,6 meter breed, zijn indicatoren aan de lange zijdes genoeg. Wagens langer dan 6 meter, moeten meerdere indicatoren aan de zijdes hebben.

Regelmatig worden er meer indicatoren aangebracht om het veiliger te maken, en te zorgen dat het voertuig zo goed mogelijk te zien is. Voor trekvoertuigen met enkele assen, arbeidsmachines en wagens met enkele sporen waarbij geen indicatoren nodig zijn, is er een uitzondering. In Duitsland moeten de indicatoren op een wagen voldoen aan de officiële regel § 54 StVZO.

Volgens de Europese regels moeten de richtingsaanwijzers geel zijn. In Duitsland moeten de indicatoren functioneren in overeenstemming met § 54 StVZO, met een regelmaat van 1,5 Hz ± 0,5 Hz (90 knipperingen op minuutbasis ± 30). Dit slaat ook op flikkerende waarschuwingslichten.

Er zitten richtingaanwijzers aan de voorzijde en achterzijde van een personenauto, en deze moeten makkelijk te zien zijn. Ze moeten ook stevig vastzitten op de auto. De knipperlichten aan de zijkant zijn geen wettelijke verplichting; maar producenten moeten een goede manier scheppen om duidelijk te maken dat het voertuig een andere kant op gaat, ook als de indicatoren aan de voorzijde en achterzijde het niet goed doen. Aan de voorkant wordt deze steun gegeven door de additionele richtingaanwijzers in de spiegels aan de zijkant. De knipperlichten geven niet alleen de richting aan, maar hebben ook de taak waarschuwingen te geven.

Volgens de wet zijn extra indicatoren geen verplichting, maar als ze er zijn moeten ze wel goed werken. Nog een bepaling van de wet slaat op de bescherming van de indicator in de elektronische stoppenkast. Er moeten 2 losse exemplaren naast elkaar zijn geïmplementeerd, om er zeker van te zijn dat het volledige indicatorsysteem nog steeds werkt als er één defect is. De snelheid van knipperen staat op 90 signalen (plus/minus 30) op minuutbasis. Als er een indicator defect is, knippert het met een veel hogere frequentie, en kan de chauffeur dit zien op het dashboard.

De knipperlichten aan de achterzijde zijn vaak verwerkt in de achterverlichting. Bij moderne voertuigen zijn er ook richtingaanwijzers in de lampen aan de voorkant verwerkt. LED-verlichting gaat lang mee, dus wordt dit steeds vaker aangewend.

In de gebruiksaanwijzing voor uw auto vindt u meer informatie over het vernieuwing van autoverlichting.

U vindt de juiste lampen en volledige verlichtingskits voor uw auto in onze webshop topautoonderdelen.be. Wij raden u aan ten alle tijden reservelampen bij u te hebben, zodat u met panne niet in het duister staat.